Groningen was binnen ons gezin altijd een beetje ‘mijn’ stad. Ik ben er geboren, ik ging er naar de middelbare school. En waar de drie heren altijd trouwe supporter waren van Ajax en Feyenoord (ja, dat kan binnen één gezin), juichte ik steevast voor FC Groningen. En ik geef geen bal om voetbal, maar het ging om het idee.
Tot de heren vorig jaar een seizoenskaart van een voetbalclub wilden. Amsterdam en Rotterdam zijn te ver van huis en bovendien vanwege de tegenstrijdige belangen geen gezamenlijke optie voor het drietal. Dus werd het FC Groningen. Hoewel de belangen tijdens de wedstrijden tegen Ajax en Feyenoord wel conflicteerden, werd ‘mijn club’ langzaamaan ook hun club. Dit seizoen zitten ze er weer, met rood(zwart)witte harten op de groene stoelen.
Na het inpikken van ‘mijn voetbalclub’ gaan ze nu de hele stad veroveren. Twee van mijn kinderen studeren sinds vorige week in Groningen. Met een steek van jaloezie en heimwee zie ik ze gaan, naar ‘mijn stad’. De stad die zij nu veel beter gaan leren kennen dan ik. Op mijn 17e ging ik elders studeren en ik kwam er nauwelijks meer, ook al gaat er zoals ze zeggen Niets Boven Groningen. Ik hoop dat ze er een mooie tijd zullen hebben in Stad. En ik? Ik mag af en toe invallen op de redactie van de Groninger Gezinsbode. Zo ook de afgelopen twee weken. En zo voelde ik mij daarom toch een beetje Gronings, een met mijn ‘DrentsGroningse’ gezinsleden.